Door de Limburgse woningcorporatie ZOwonen uit Sittard zijn we gevraagd om te onderzoeken wat de toekomstmogelijkheden van een aantal van hun 2-op-1 woningen zijn. In de jaren vijftig van de vorige eeuw zijn met name in het zuiden van Nederland woningen van dit type gebouwd. Het aandeel is in de loop der jaren afgenomen, omdat ze in de afgelopen decennia regelmatig zijn gesloopt: de woningeigenaar ziet onvoldoende toekomstperspectief voor dit woningtype. De voornaamste reden hiervoor is de 2-op-1 situatie: één begane grondwoning met daarboven gelegen twee woningen over twee woonlagen. Deze combinatie kan leiden tot verhuurbaarheid- en/of leefbaarheidsproblemen. De problemen van gestapelde bouw, maar dan bij een gezinswoning.
De begane grondwoning is aantrekkelijk voor kleinere huishoudens en is van oorsprong voornamelijk ontworpen voor senioren. De bovenwoningen met een eigen voordeur op de begane grond zijn ruim, beschikken over drie of vier slaapkamers en kunnen qua grootte ‘concurreren’ met een rijtjeswoning voor gezinnen. In vergelijking met een rijtjeswoning betreft het echter een etagewoning die over een beperkte buitenruimte beschikt (in de vorm van een balkon). Dit gegeven zorgt ervoor dat deze woningen voor gezinnen minder aantrekkelijk zijn. Daarnaast is de mix van doelgroepen in combinatie met de beperkte (verticale) geluidsisolerende eigenschappen van het gebouw, een risico voor de leefbaarheid: verschillende leefstijlen in één gebouw kan leiden tot overlast situaties.
Betekent dit dan dat er helemaal geen toekomstmuziek meer zit in dit woningtype? Wellicht heeft het 2-op-1 type als oorspronkelijk bedoeld inderdaad te weinig toekomstwaarde. Maar er zijn wel kansen voor behoud van het gebouw en de daarmee vaak gepaard gaande typische jaren ’50 architectuur. Voor ZOwonen hebben we onderzocht hoe we de verduurzaming van het gebouw kunnen combineren met de transformatie van het woningtype. Met als resultaat dat het huidige ontsluitingsprincipe van het gebouw zich uitstekend leent voor een wijziging van de indeling tot zes (kleine) studio’s/éénkamer appartementen of tot drie boven elkaar gelegen ruimere driekamer appartementen. De eerste optie is vooral interessant voor dit type bezit in meer stedelijke gebieden, waar behoefte is aan differentiatie van het woningaanbod gericht op de kleinste huishoudens zoals jongeren of studenten. Terwijl de tweede optie inspeelt op de behoefte aan meer geschikte appartementen voor 1+2 persoonshuishoudens zonder mobiliteitsbeperkingen.
De begane grondwoning is aantrekkelijk voor kleinere huishoudens en is van oorsprong voornamelijk ontworpen voor senioren. De bovenwoningen met een eigen voordeur op de begane grond zijn ruim, beschikken over drie of vier slaapkamers en kunnen qua grootte ‘concurreren’ met een rijtjeswoning voor gezinnen. In vergelijking met een rijtjeswoning betreft het echter een etagewoning die over een beperkte buitenruimte beschikt (in de vorm van een balkon). Dit gegeven zorgt ervoor dat deze woningen voor gezinnen minder aantrekkelijk zijn. Daarnaast is de mix van doelgroepen in combinatie met de beperkte (verticale) geluidsisolerende eigenschappen van het gebouw, een risico voor de leefbaarheid: verschillende leefstijlen in één gebouw kan leiden tot overlast situaties.
Betekent dit dan dat er helemaal geen toekomstmuziek meer zit in dit woningtype? Wellicht heeft het 2-op-1 type als oorspronkelijk bedoeld inderdaad te weinig toekomstwaarde. Maar er zijn wel kansen voor behoud van het gebouw en de daarmee vaak gepaard gaande typische jaren ’50 architectuur. Voor ZOwonen hebben we onderzocht hoe we de verduurzaming van het gebouw kunnen combineren met de transformatie van het woningtype. Met als resultaat dat het huidige ontsluitingsprincipe van het gebouw zich uitstekend leent voor een wijziging van de indeling tot zes (kleine) studio’s/éénkamer appartementen of tot drie boven elkaar gelegen ruimere driekamer appartementen. De eerste optie is vooral interessant voor dit type bezit in meer stedelijke gebieden, waar behoefte is aan differentiatie van het woningaanbod gericht op de kleinste huishoudens zoals jongeren of studenten. Terwijl de tweede optie inspeelt op de behoefte aan meer geschikte appartementen voor 1+2 persoonshuishoudens zonder mobiliteitsbeperkingen.