Door meerdere zorgvastgoedeigenaren zijn we de afgelopen tijd gevraagd onderzoek te doen naar transformatiemogelijkheden. Van een ontwerpvoorstel van onzelfstandige naar zelfstandige wooneenheden voor daklozen in een voormalige school tot een ontwerpvoorstel voor aanpassing van de woonvorm voor een woonzorgcentrum voor Indische en Molukse ouderen. Daarnaast zijn we gevraagd om onderzoek te doen in hoeverre woonzorggebouwen gebouwd tussen 1970-1990 aanpasbaar zijn aan de toekomstige woonbehoeften in opdracht van Stimular (een stichting die bedrijven en organisaties ondersteunt in duurzaam ondernemen). Voor dit bezit ligt er de komende jaren een grote en complexe uitdaging. In de loop der jaren is de woonbehoefte veranderd, bijvoorbeeld als het gaat om ruimtebehoefte en wooncomfort. Met het oog op CO2 neutraal wonen in 2050 worden er daarnaast andere eisen gesteld op het gebied van duurzaamheid. De vraag die opspeelt is in hoeverre de bestaande woongebouwen kunnen inspelen op deze ontwikkelingen. En daarmee komt de afweging tussen behoud en aanpassen van het bestaande gebouw en vervangen door nieuwbouw in zicht.
Renoveren en sloop/vervangende nieuwbouw zijn beide middelen die ingezet kunnen worden om een bepaalde woonkwaliteit te realiseren. Met nieuwbouw kun je op alle onderdelen voldoen aan de op dat moment geldende eisen. Maar nieuwbouw kost veel tijd, is kostbaar, ingrijpend en vanuit materiaalgebruik bekeken minder duurzaam. Met renovatie heb je te maken met de bestaande eigenschappen en kwaliteiten van het gebouw, maar ook met de bijbehorende knelpunten. Maar hierbij bestaat wel het voordeel dat strategisch gekozen kan worden voor een stapsgewijze aanpak, dat past binnen het woonzorgprogramma en bedrijfsvoering.
Om een algemeen oordeel te kunnen geven over de toekomstwaarde van woonzorggebouwen, gebouwd tussen 1970 en 1990, hebben we het onderzoek opgezet aan de hand van een aantal concrete voorbeelden uit deze periode en deze als referentie gebruikt. Door met referenties te werken maken we het onderzoek ‘tastbaar’ en geeft het daarmee voldoende handvatten om tot een algemene eindconclusie te komen die voor de meeste woningen uit die periode gelden.
In februari hebben we in Utrecht met de vastgoedeigenaren van vijf verspreid door het land liggende referentiegebouwen een goede eerste bijeenkomst gehad. We hebben in deze bijeenkomst onze analyse gepresenteerd en samen met hen verkend wat de gebruikswensen voor de toekomst zijn voor de beoogde doelgroep. De sessie heeft alle betrokken veel inzichten opgeleverd. Belangrijke variabelen in het aanpassingsvermogen zijn, naast de bouwperiode, ook het verschil in doelgroepen, de visie op de zorgbehoefte in de toekomst en de marktwaarde van het pand.
Op naar de volgende bijeenkomst waarbij we op basis van concrete ideeën voor de referentiegebouwen komen tot een algemene conclusie over de aanpasbaarheid en inzetbaarheid van woonzorggebouwen met een bouwperiode tussen 1970 en 1990!
Renoveren en sloop/vervangende nieuwbouw zijn beide middelen die ingezet kunnen worden om een bepaalde woonkwaliteit te realiseren. Met nieuwbouw kun je op alle onderdelen voldoen aan de op dat moment geldende eisen. Maar nieuwbouw kost veel tijd, is kostbaar, ingrijpend en vanuit materiaalgebruik bekeken minder duurzaam. Met renovatie heb je te maken met de bestaande eigenschappen en kwaliteiten van het gebouw, maar ook met de bijbehorende knelpunten. Maar hierbij bestaat wel het voordeel dat strategisch gekozen kan worden voor een stapsgewijze aanpak, dat past binnen het woonzorgprogramma en bedrijfsvoering.
Om een algemeen oordeel te kunnen geven over de toekomstwaarde van woonzorggebouwen, gebouwd tussen 1970 en 1990, hebben we het onderzoek opgezet aan de hand van een aantal concrete voorbeelden uit deze periode en deze als referentie gebruikt. Door met referenties te werken maken we het onderzoek ‘tastbaar’ en geeft het daarmee voldoende handvatten om tot een algemene eindconclusie te komen die voor de meeste woningen uit die periode gelden.
In februari hebben we in Utrecht met de vastgoedeigenaren van vijf verspreid door het land liggende referentiegebouwen een goede eerste bijeenkomst gehad. We hebben in deze bijeenkomst onze analyse gepresenteerd en samen met hen verkend wat de gebruikswensen voor de toekomst zijn voor de beoogde doelgroep. De sessie heeft alle betrokken veel inzichten opgeleverd. Belangrijke variabelen in het aanpassingsvermogen zijn, naast de bouwperiode, ook het verschil in doelgroepen, de visie op de zorgbehoefte in de toekomst en de marktwaarde van het pand.
Op naar de volgende bijeenkomst waarbij we op basis van concrete ideeën voor de referentiegebouwen komen tot een algemene conclusie over de aanpasbaarheid en inzetbaarheid van woonzorggebouwen met een bouwperiode tussen 1970 en 1990!